
Ik ben uit mezelf eerder lui, maar dat is wellicht niet de reden waarom mijn kalender in de keuken nog steeds 13 mei aangeeft. Elke keer ik de voorbij week dacht van de blaadjes af te scheuren, dacht ik tegelijk: dat is de dag waarop ik ziek geworden ben. En dan had ik prompt geen zin meer. Het is nu een maand geleden dat ik plots met koorts, barstende koppijn en onoverwinbare vermoeidheid in mijn bed belandde, en het vreemde is dat het ondertussen lijkt alsof het nooit gebeurd is.
Ik vergeet niet graag, dus het leek mij een goed moment om eens alles op te schrijven. En wie weet, iemand anders beter voor te bereiden op “een milde vorm van corona” dan ik zelf was. Want fuck it, de corona? Genen aanrader ze mannekes.
Hoe verder verwijderd van de 10 dagen dat ik ziek was, hoe meer ik besef dat ik ongelofelijk veel geluk gehad heb. Ik ben bijna 41, dat heet dan ‘de middelbare leeftijd’, en ik heb dat ding dat in vakjargon ‘morbide obesitas’ genoemd wordt. Ik heb ook last van chronische hyperventilatie. Longdingen en hartdingen zijn dus niet echt een aanrader. Nu, ik ben tegelijk eigenlijk ook nog nooit ernstig ziek geweest (op de mentale dingen na). Ik heb zelfs nog nooit in het ziekenhuis gelegen, behalve voor één slaaponderzoek. Ik steek het op het feit dat ik wel een stevig gestel moet hebben om zoveel Elke mee te sleuren altijd.
Maar objectief gezien betekent dit allemaal wel dat ik meer kans had om in het ziekenhuis terecht te komen, met alle complicaties van dien. Ik ken ondertussen genoeg mensen die geliefden verloren zijn aan corona, die last hebben van langdurige extreme vermoeidheid, die longschade hebben en zelfs hartritmestoornissen. De horror van een positieve test was dan ook écht oprecht.
En ik was ook, ik moet daar eerlijk in zijn, verbaasd. Het is bijna zomer. Ik heb het meer dan een jaar kunnen vermijden, terwijl ik werk op een school vol bacteriebommen die niet altijd flink hun handjes wassen, hun tafels ontsmetten en hun mondneusmasker gebruiken over hun neus. En terwijl ik dagelijks afhankelijk ben van het openbaar vervoer.
Ik was ook verbaasd omdat ik heel flink ben met de coronamaatregelen. Ik draag mijn masker van het moment dat ik buiten mijn deur stap tot het moment waarop ik weer thuis ben, alleszins wanneer ik ga werken. Ik zet het af in de leraarskamer om iets te eten of te drinken, maar eigenlijk draag ik het ook daar echt wel goed. Ik draag het in de auto wanneer ik met mijn ouders naar de winkel ga. Ik was mijn handen voor ik thuis vertrek en onmiddellijk wanneer ik binnen kom, nog voor ik mijn masker af zet. Ik ontsmet mijn handen voor ik de trein op stap en wanneer ik afstap. Ik ontsmet mijn handen wanneer ik betaald heb met de bankkaart, een klink heb aangeraakt of een toetsenbord. Ik maak mijn werkplaats proper wanneer ik vertrek. Ik heb mijn petekind al meer dan een jaar niet gezien omdat ik zo voorzichtig ben, en Geraardsbergen niet bij de deur ligt. En ook mijn meter en metekind zie ik veel te weinig, omdat het Belgische weer niet altijd buitenactiviteiten toelaat.
En ik was ook verbaasd omdat ik me op de dag van de test eigenlijk alweer veel beter voelde. Ik had de woensdagnamiddag weggeslapen, maar – ondanks de vakanties, jawel – is het niet abnormaal voor een leraar om tegen mei echt wel een beetje uitgeput te zijn. Zeker dit jaar leek het me erg logisch: vorig jaar zat ik nog enkele maanden thuis met een depressiedip, dit jaar had ik door het deeltijds thuisonderwijs in de 2e en 3e graad veel meer werk: nieuwe cursussen, heel veel verbeterwerk, voortdurend mijn agenda in het oog houden omdat er volstrekt geen structuur meer in zat, extreem veel vertrouwensleerlingen om van heel kortbij (enkele gedurende maanden met een dagelijkse sms) op te volgen… Donderdag de 13e was ik dan heel erg ziek: kop vol snot (maar zo echt SNOT snot), barstende hoofdpijn, koorts… Hele dag weggeslapen, en vrijdag was niet veel beter. Omdat het lang weekend was dacht ik gewoon uit te zieken, want het voelde gewoon als een zware sinusitis: niks op mijn longen, geen ademhalingsproblemen, smaak was gewoon…
Tegen de maandag erop was ik zelfs zoveel beter dat ik me een beetje belachelijk voelde om toch nog een test te gaan laten doen, maar ik wou het zekere voor het onzekere nemen want mijn temperatuur was nog wat hoog (37,6) en ik had zondag toch alles al geregeld voor school. En dan gooit mijn huisarts plots het blokje van de sneltest voor mijn neus en zegt: Hier zie, twee streepjes, ge hebt het echt wel te pakken ze.
Euh. WTF?!
Laten we zeggen dat ik het me allemaal veel spectaculairder had voorgesteld. Maar ik was natuurlijk ook wel opgelucht dat het dat maar was: drie dagen ziek, ça va wel. Mijn grootste bezorgdheid was dat mijn ouders zaterdag voor mij een paar boodschappen meegebracht hadden van de winkel en zonder mondmasker in mijn appartement verschenen waren. Ik had flink mijn deken voor mijn gezicht gehouden, en een beetje opgespeeld (zeker nadat mijn moeder dacht dat het een goed idee was mijn temperatuur te voelen met HAAR HAND op MIJN VOORHOOFD WTF MOEDER IK BEN DAAR DUS NOG STEEDS BOOS VOOR HÉ). Ze zijn dan ook de volgende dag voor een test gegaan, en die was gelukkig negatief, net als de tweede test.
Ik kan de horror niet omschrijven die ik gevoeld heb tot de tweede test negatief terug kwam. Het idee dat ik misschien mijn ouders, die wel al een eerste prik hebben gehad maar ook al wat ouder zijn, zou aangestoken hebben…. of via hen mijn nog niet gevaccineerde, iets of wat krakkemikkige De Zus? Dat was ook altijd mijn motivatie om heel voorzichtig te zijn: ik liep van ons vier altijd het meeste risico, en aangezien we wekelijks naar de winkel gaan en mijn zus mijn knuffelcontact is, vond ik het heel belangrijk om alles te doen om het virus nergens op te pikken en door te geven.
Het was eigenlijk nog niet echt bij mij opgekomen om al die dingen te doen voor mijzelf. Ik ging er – een beetje magisch denkend, ik weet het – altijd van uit dat als ik het kreeg, het wel oké zou zijn. “Griepachtige symptomen”, dat klinkt nog wel te doen.
Dacht ik.
Maandag en dinsdag waren dus oké, hoewel voor iemand met telefoonangst er heel veel gebeld moest worden met vreemde mensen. En dan, woensdag, was het feest gedaan: daar was de koorts (38°), de hoofdpijn kwam terug, snot begon zich een weg te zoeken naar beneden en ik werd kortademig. Tegen de avond klonk ik blijkbaar zo ziek, dat een vriendin me een zuurstofmeter komen brengen is en zelfs bereid was te wachten tot ik een dokter kon bellen om me eventueel naar het ziekenhuis te brengen. De saturatiemeter gaf immers 95 aan, en in een gezond iemand is dat niet geweldig. Eén van de praktijkdokters van mijn huisarts stelde me gerust: op uw leeftijd? Mag tot 88 gaan.
De saturatiemeter was een godsgeschenk – of een Inesgeschenk in dit geval. De chronische hyperventilatie was bijzonder enthousiast, wat logisch is gezien de horror en stress van de week, en “kortademigheid” is moeilijk te definiëren voor iemand die altijd al een beetje kortademig is. De volgende vijf dagen waren een constante herhaling van dezelfde handelingen: alarm van de gsm loopt af? Opstaan om naar het toilet te gaan, de fles water bij te vullen, een dafalgan met codeïne in te nemen, temperatuur en zuurstof te meten. Sms sturen naar het moekske, De Zus en de broer. Zoveel mogelijk drinken. Een vriendin die zelf ziek was geweest, gaf me de tip om mijn keel te spoelen met iets ontsmettend, zodat het virus niet van mijn neus naar mijn longen kon – dus gorgelen met Hextril werd aan dat regime toegevoegd. Alarm zetten. Slapen. Repeat, repeat, repeat. Soms was ik 10 minuten, een half uur, goed genoeg om aan de computer te gaan zitten en dingen te regelen voor de wacht op school; of om sms’jes te beantwoorden; of om mijn dagelijkse Facebookstatus met waanzinnig positief insteek – het mooiste van de dag – alsnog te updaten. Maar vaak ook niet.



Mijn koorts zakte zelden nog onder de 38° en piekte een paar keer tot 39,3°. De saturatie schommelde tussen 90 en 95. Opstaan en naar de keuken waggelen werden extreem vermoeiend. Een douche, een uitputtende onderneming waarbij ik een paar keer gevaarlijk dicht bij omvallen kwam, op zaterdag bracht een beetje soelaas, maar niet veel. Op zondag at ik DE BESTE PAPRIKA OOIT: een gele paprika die crunchy was en niet naar metaal smaakte. En die, godzijdank, binnen bleef. Het absolute dieptepunt was toen ik gewoon water begon over te geven. Naast de paprika was het enige dat binnen bleef, wanneer ik het in heel kleine hapjes consumeerde over een hele avond, cola met druivensuiker en Alpro puddingskes.
Fainting goats, een goede visuele hulp om u voor te stellen hoe ik mij voelde 😉
Pinkstermaandag zakte mijn saturatie onder de 90. Het moekske belde de dokter van wacht, waarop ik dan de dokter van wacht moest bellen. Mijn tas voor het ziekenhuis, die al van woensdag klaar stond, werd getopt met Sofie, de teddybeer. Maar ik was bezorgd voor niks: ik hijgde helemaal niet tussen mijn woorden. En door de hyperventilatie kon mijn saturatie een pak lager zijn. Wilde ik een afspraak? Nee, want ik geraak daar niet. Wilde ik dat er iemand langs kwam om te kijken of ik geen andere ziekte had opgedaan? Die moest dan wel alle beschermende kledij aan doen? En ik klonk echt wel niet ernstig ziek.
Allemaal normaal. De koorts? De vreselijke hoofdpijn? De kortademigheid? Het constante overgeven? Allemaal normaal.
Dan maar naar de huisarts de volgende dag. Die bleek geen thuisbezoeken te kunnen doen, maar mijn vader mocht met mij rijden mits we allebei een mondmasker droegen. Girafman stond er op om ook mee naar binnen te gaan zodat ik zeker alles vertelde. Of dat tegen de huisarts was of tegen hén, was niet helemaal duidelijk uit die formulering. Alles nog normaal, zei de huisarts. Ze schreef Ciruss voor voor het aanhoudende snot. En de Dafalgan. En veel blijven drinken.
En twee dagen later was het gedaan.
Ik had een extra week gekregen om uit de zieken, en die heb ik met twee handen gegrepen. Ik ben op de heetste dag bij mijn ouders in de tuin gaan zitten, kaartjes schrijven voor mijn zesdejaars, een babbeltje doen met Girafman over nieuwe dingen de hij geleerd had uit de boeken die hij verslindt, met De Zus over de politiek, en genoeg eten zodat het moekske niet langer keek alsof ik elk moment in stukjes uiteen kon vallen. En ik moet zeggen: het was heel lekker eten, en na zo lang bijna niks binnen krijgen, deed het echt wel goed. Ik was op 10 dagen immers 8 kilo kwijt. Godzijdank dat er zoveel Elke is dat ik lekker mijzelf kon begin verteren zonder permanente schade.
Terug gaan werken was ook wel vreemd, want ik was 3 weken afwezig geweest en uiteindelijk slechts 10 dagen écht ziek, maar zo voelde het niet. Het moest ook allemaal lekker traag: ik was niet zozeer kortademig, maar ik voelde wel dat de trappen te snel opgaan of te gehaast mijn tas inladen, niet zo’n goed idee was. Dat had ik ook al gemerkt tijdens de proefrun op vrijdag, waarbij ik zelf naar de winkel gegaan was met Girafman als bodyguard.

En ook…. al dat achterstallige verbeterwerk….
Als ik nu discussies lees of hoor over hoe echt/onecht corona is, of over vaccins enzo… Het voelt toch anders. Ik probeer me voor te stellen dat ik kinderen of huisdieren heb om voor te zorgen, en het lukt me niet. Mijn arme plantjes hebben serieus afgezien in die vijf dagen, want ik was vaak te moe om hen te wateren. En dat zijn plantjes? Wat doe je als je levende wezens hebt die afhankelijk zijn van jou, maar geen partner, of een partner die omwille van eigen gezondheidsredenen uit jouw buurt moet blijven?
En ook: als dit de toffe versie was, degene waarvoor je niet naar het ziekenhuis moet want alles is normaal mevrouw, wat is dan de ziekenhuisversie? Ik heb een collega die 7 weken ziek geweest is – hoe moet dat gevoeld hebben? Als ik ooit al twijfels had over het vaccin, dan zijn die nu wel weg: ik neem dagelijks antidepressiva met veel grotere bijwerkingen dan ’28 mensen krijgen een bloedklonter’. Ik hoop wel dat mijn eerste prikje op 30 juni de ziekte niet opnieuw triggert.
Tot slot een paar dingen die echt geholpen hebben:
- het moekske en Girafman die, ook al jagen ze mij soms de muren op door minder flink te zijn met de coronabescherming dan ik, echt heel goed voor mij gezorgd hebben
- spoelen met Hextril
- Dafalgan met codeïne – tegen de koorts en de hoofdpijn
- een natte handdoek om mijn benen
- een gesneden ajuin naast mijn bed
- cola met druivensuiker en sojapapkes, maar met hele kleine hapjes en veel tijd tussenin
- heel veel water drinken
- Cirrus voor het S.N.O.T.
- de vele lieve berichtjes, kaartjes en zelfs cadeautjes
- de bijna-dagelijkse sms van een collega die het zelf had gehad, en altijd kon zeggen oh maar dat is normaal, dat had ik ook
- de saturatiemeter
Oh, en pro tip: niet naar het journaal op Radio 1 luisteren. Het is een uniek soort horror op zich om met 39,3 in je bed te liggen, ijlend en kortademig, en te horen dat er nog 19 mensen sterven aan corona elke dag, en dat dit een daling is van 14% tegen de vorige week. Dat zijn er 19 teveel.
(Deze regenboog verscheen op 15 mei, toen ik dacht dat ik aan het genezen was. MISLEIDEND, GOD, MISLEIDEND.)
